12

 

 

 

 

Emma dacht niet dat ze ooit zo’n lomp iemand had ontmoet als Vera Stanhope. Ze had niet alleen figuurlijk maar ook letterlijk een olifantshuid. Haar onregelmatige gezicht leek wel geschubd, hier en daar zaten er korsten op haar huid en haar handen waren hard en verweerd. Een soort allergie of ziekte, dacht Emma, maar ze had geen medelijden met het mens. Vera was niet het soort persoon met wie je medelijden hebt. Met half dichtgeknepen ogen stond ze hen aan te kijken.

‘Zei je koffie, Danny? Goed idee. Maar niet hier. Laten we een makkelijker plaatsje opzoeken.’ Ze keek naar Emma. ‘Woon jij niet aan de overkant?’

Emma wist wat er van haar verwacht werd. Het was de bedoeling dat ze hen bij haar thuis uitnodigde, hen in haar mooiste zitkamer liet zitten, koffiezette en hen van lekkere koekjes voorzag. En dat ze vervolgens de vragen van deze wonderlijke vrouw beantwoordde. Al die oude dingen oprakelen, en dat alles terwijl Vera Stanhope met haar reptielenogen de omgeving in zich opnam, even nieuwsgierig als de oude dametjes van de kerk die zichzelf bij haar thuis hadden uitgenodigd om de baby te komen bekijken toen ze net terug was uit het ziekenhuis. De gedachte alleen al joeg haar de stuipen op het lijf.

‘We kunnen niet naar mijn huis,’ zei ze snel. ‘Mijn man ligt in bed. Hij heeft nachtdienst gehad.’

Dan Greenwood redde haar. Misschien voelde hij haar paniek aan, hoewel het inmiddels duidelijk was dat er geen speciale band tussen hen bestond.

‘Kom met mij mee naar huis. Ik zou sowieso bijna gaan lunchen.’

Vera wierp hem een stralende glimlach toe, alsof ze daar al die tijd op had gehoopt.

Buiten was het opgehouden met regenen. Hier en daar weerkaatsten de plassen en de natte stoep het zonlicht. Emma wachtte tot Dan de poort op slot had gedaan. Zelfs nu kon ze nauwelijks haar ogen van hem afhouden. Hij had donkere haartjes op de rug van zijn handen. Ze keek naar zijn blote pols, die tevoorschijn kwam toen hij het hangslot dichtkneep, en stelde zich voor hoe het zou zijn om zijn arm aan te raken.

‘Ik kom wel met de auto,’ zei ze. ‘Matthew valt altijd in slaap in de auto. Kunnen we tenminste ongestoord praten.’

Het was niet ver naar Dans huis, maar ze wilde niet dat iemand haar zag in die malle optocht, die freakshow daar op de smalle stoep. Dan woonde in een halfrond rijtje jaren-dertighuizen aan de rand van het dorp. Ooit waren het allemaal gemeentewoningen geweest. Een aantal panden – herkenbaar aan de groene verf – werd nog steeds door de gemeente beheerd. De rest van de huizen was aan de oude bewoners verkocht, of aan nieuwkomers zoals Dan. Ze hadden lange, smalle achtertuinen die uitkwamen op een weiland.

Emma deed het rustig aan. Voordat ze Matthew naar de auto droeg en ervoor zorgde dat hij niet uit zijn zitje kon vallen, ging ze haar eigen huis binnen, vanwaar ze keek hoe Vera en Dan wegliepen. Ze had geen zin om eerder aan te komen dan zij, en als ze hen onderweg tegenkwam, was ze eigenlijk verplicht hun een lift aan te bieden. De gedachte aan Vera Stanhope in haar auto gaf haar al net zo’n onrustig gevoel als de gedachte haar bij haar thuis te moeten uitnodigen.

Toen ze bij de Crescent aankwam, stond de deur van Dans huis open. Zonder kloppen liep ze met Matthew in de maxi-cosy de hal in. Ze was nog nooit eerder bij Dan thuis geweest. James wel. Als hij tijdens het cricketseizoen laat thuiskwam, was dat altijd zijn excuus. Ben na de wedstrijd nog even een biertje gaan drinken bij Dan. Terwijl ze in de hal stond, realiseerde ze zich dat James waarschijnlijk van begin af aan had geweten dat Dan bij de zaak-Mantel betrokken was geweest. Ze moesten het tijdens die vrijdagse zuipsessies over Dans vroegere werk hebben gehad. Zoals hij zelf al had gezegd, het was niet iets om je voor te schamen.

Het huis had een kleine woonkamer en een al even kleine keuken die op de tuin uitkwam. De keukenmuur was donkergroen geverfd, en in het raamkozijn stond een van Dans kruiken met een bos chrysanten erin, maar afgezien daarvan zag de keuken eruit alsof er sinds de vorige bewoners niets meer veranderd was. Het was niet te zien dat het pand bewoond werd door een kunstenaar. Het deed absoluut niet rommelig aan. Ze gingen met zijn drieën aan de keukentafel zitten, waarbij het leek alsof Vera de halve keuken in beslag nam. Het deed Emma denken aan een treinreis waarbij volslagen vreemdelingen gedwongen met elkaar om een tafel zaten en wanhopig probeerden ervoor te zorgen dat hun voeten en knieën elkaar niet raakten. Dan had zijn stevige werkschoenen uitgetrokken en droeg nu het soort sandalen dat wandelaars vaak aanhebben. Hij had bruine voeten. Hij had koffiegezet en een bord chocoladekoekjes voor hen neergezet. Het was Emma niet duidelijk wat hij van deze invasie vond. Had hij Vera Stanhope opgedrongen gekregen of waren ze oude vrienden? Hij ging vriendschappelijk met haar om, maar wel voorzichtig. Alsof ze een grote hond was die zich in het algemeen goed gedroeg maar af en toe ineens kon uitvallen tegen vreemdelingen. Hij had duidelijk moeite om stil te blijven zitten.

Vera leunde achterover. Haar ogen waren bedekt door dikke, onbeweeglijke oogleden.

‘Nou, pop, wat wil je weten? Vraag maar een eind weg. Dan en ik zullen ons best doen om je vragen te beantwoorden.’

‘Weten jullie zeker dat Jeanie onschuldig was?’

‘Absoluut.’

‘Waar baseren jullie dat op?’

Vera boog zich langzaam naar voren en pakte een koekje. ‘Ze heeft altijd volgehouden dat ze die dag naar Londen ging. Een spontane beslissing, zei ze. Ze wilde weg uit het dorp, zich verbergen in een grote stad, anoniem zijn. Keith had haar net gevraagd de Oude Kapel te verlaten en daar was ze kapot van. Ze dacht dat ze een relatie had.’ Vera kauwde op haar koekje, veegde wat kruimels van haar kin en ging met haar mond vol verder: ‘In Hull stapte ze op de trein. Zei ze. Ze liep langs de Theems, woonde een gratis lunchconcert bij, ging naar de Tate Gallery en pakte de trein naar huis. Niemand die haar onderweg ergens zag. Ze zei tegen Danny’s collega’s dat ze haar auto op het parkeerterrein bij het station had laten staan, maar dan had ze een kaartje moeten hebben, en dat had ze niet. Ze lieten een foto van haar zien aan de kerel die haar zogenaamd haar treinkaartje had verkocht, maar die herkende haar niet. Niemand meldde zich om te zeggen dat hij met haar in de trein had gezeten. En in Londen was het niet veel anders. Het was alsof ze compleet onzichtbaar was geweest. Het was zondag, niet zo’n drukke reisdag, en toch kon niemand zich haar herinneren. En wat nog vreemder was, ze zei niks tegen haar ouders over haar bezoek aan Londen. Niet voordat ze wegging en ook niet toen ze weer terug was. Het enige wat ze zeker wisten, was dat haar auto van acht uur ’s ochtends tot zeven uur ’s avonds niet bij haar ouders voor de deur stond.’

Ze wierp een blik op het laatste koekje, maar pakte het niet. ‘Misschien had de politie meer kunnen doen. De landelijke dagbladen kunnen inschakelen. Op zoek gaan naar getuigen. Maar ze dachten dat zij de moord gepleegd had. Het was niet hun verantwoordelijkheid om op zoek te gaan naar feiten die haar onschuld zouden bewijzen.’ Ze grijnsde breeduit, bijna als een dolfijn. ‘Toch, Danny? Jullie dachten allemaal dat jullie de moordenaar te pakken hadden. Hoe heet dat ook al weer? Goedbedoelde blindheid. En nog te verklaren ook. Het motief was van begin af aan duidelijk. Jeanie had een bloedhekel aan Abigail Mantel omdat haar vader alles deed wat zij hem influisterde, en omdat ze haar vader ervan overtuigd had dat ze met zijn tweetjes gelukkiger zouden zijn.’

Dan gaf geen antwoord. Hij leek haar niet eens te hebben gehoord. Hij zat uit het raam te kijken, zodat Emma niet kon zien of hij het met Vera’s woorden eens was of wat hij zelf destijds had gedacht.

‘Goed, inmiddels zijn we dus tien jaar verder, en op een dag staat er een klein stukje over Jeanie Long in The Guardian. Er staat niet in dat ze onschuldig is. Dat niet. Alleen dat ze niet in aanmerking komt voor vervroegde vrijlating omdat ze weigert toe te geven dat ze de moord gepleegd heeft. Dat ze al jaren eerder naar een open gevangenis zou zijn overgeplaatst als ze niet zo stug had volgehouden dat ze onschuldig was. Dan een beschrijving van haar proces en het feit dat haar Londen-alibi nooit bevestigd is. En wat gebeurt er? Er meldt zich een getuige. Na tien jaar. Dat geloof je toch niet? Echt waar.’ Even was ze stil. ‘Hoe heet hij ook alweer, Danny?’

Emma wist dat Vera donders goed wist hoe de man heette. De stilte was om het dramatische effect te vergroten.

‘Stringer,’ zei Dan. ‘Clive Stringer.’

‘Clive Stringer was een medestudent van Jeanie. Naar het schijnt was hij verliefd op haar. Ze hadden zelfs een paar afspraakjes in hun eerste jaar. Op de dag van de moord zag hij haar op King’s Cross station.’

‘Hoe kan hij dat nog weten, na al die tijd?’ Emma hoorde de wanhoop in haar eigen stem. Het verhaal dat ze tien jaar eerder had opgesteld, het verhaal dat het allemaal enigszins behapbaar maakte, begon in duigen te vallen.

‘Die ontmoeting betekende veel voor hem. Hij was op weg naar Heathrow. Hij ging promoveren aan een Amerikaanse universiteit, en dat was de dag dat hij naar Amerika vloog. Zelfs al hadden ze hier een klopjacht op getuigen geopend, dan nog zouden ze hem niet gevonden hebben. Tot dat stuk in The Guardian had hij geen idee dat Jeanie terecht had gestaan.’

‘Weet hij het zeker? Het is zo makkelijk om te denken dat je in de menigte een bekende ziet...’

‘Hij is wetenschapper,’ zei Vera. ‘Niet iemand die zich rare dingen in zijn hoofd haalt.’

Over de tafel heen keken ze elkaar aan. Emma had geen idee wat ze moest zeggen.

‘Aanvankelijk dacht ik dat hij gewoon op zoek was naar aandacht,’ ging Vera rustig verder. ‘Dat soort mensen kom je wel vaker tegen bij de politie. Maar hij houdt een dagboek bij. Al jaren, al sinds hij klein was. Beetje triest wel, als je het mij vraagt, je hele leven samenvatten in een paar regeltjes die je ’s avonds even snel opschrijft. Alsof een paar regels genoeg zijn om een heel leven samen te vatten. Maar goed, in dit geval kwam het goed uit. Ik heb gezien wat hij op 15 november 1994 in zijn dagboek schreef. Wil je het weten? Zag Jeanie nog op King’s Cross. Ze zag er beeldschoon uit in haar felrode trui. Rood staat haar. We zijn het nagegaan. Jeanie had inderdaad een rode trui aan toen ze die avond thuiskwam. De technische recherche heeft hem in beslag genomen. Natuurlijk vonden ze geen enkel spoor van de moord, maar dat kon ze niet schelen. Ze klaagden haar toch maar aan.’ Voor het eerst besefte Emma hoe verschrikkelijk boos Vera was. Ze leek wel een vulkaan die op punt van uitbarsten stond.

Blijkbaar realiseerde Vera zich dat Emma doorhad hoe woedend ze was. Ze ging verzitten, glimlachte nog eens om aan te tonen dat ze niet gevaarlijk was en ging toen op de volkse, vertrouwelijke toer.

‘Ik kom uit het noorden,’ zei ze. ‘Met het korps van Yorkshire en Humberside heb ik niks te maken. Ik ben onpartijdig. Althans, dat is de bedoeling. Ik heb de opdracht gekregen om nog eens naar de zaak-Mantel te kijken, om te kijken waar het misging. En hoe eerder het achter de rug is en ik terug naar huis kan, hoe beter wat mij betreft. Ik heb heuvels nodig om me achter te verschuilen. Die heb je hier niet, hè? Het land is zo open dat je gewoon kunt zien wat er honderd kilometer verder aan de waslijn hangt. Doodeng.’

‘Wat wilt u van me?’

‘Je herinneringen,’ zei Vera onmiddellijk.

‘Ik weet niet hoe betrouwbaar die nog zijn na al die jaren.’

‘Maak je geen zorgen. Daar ben ik goed in. Uitzoeken wat echt is en wat fantasie. Joe Ashworth, mijn brigadier, is ervan overtuigd dat ik helderziend ben.’

Emma keek op, maar ze kon niet uit Vera’s gezichtsuitdrukking opmaken of ze zichzelf voor de gek zat te houden of haar publiek. Want dat waren Emma en Dan inmiddels wel geworden. Vera bespeelde haar publiek alsof ze de beste stand-up comedian ter wereld was. En inmiddels was ze alweer een grap verder, en zij met haar.

‘Laten we zeggen dat we vandaag met een paar simpele vragen beginnen. Dingen die ik me al tijden afvraag, en waar niemand me nog een fatsoenlijk antwoord op heeft kunnen geven. Zelfs Danny niet. Zoals: waarom vroeg Keith Mantel Jeanie om het huis weer uit te gaan?’

‘Omdat Abigail dat gevraagd had.’ Als ze dat al niet begrijpt, dacht Emma, dan kan ze beter gelijk terug naar die stomme heuvels van haar.

‘Maar besefte hij dan niet dat er problemen zouden ontstaan vóórdat Jeanie bij hem introk? Ik bedoel, Abigail en hij woonden daar al sinds de dood van haar ma met zijn tweetjes. Iedereen zegt dat zij zijn oogappel was, dat hij haar gruwelijk verwende. Als ze echt zo close waren, dan zou hij toch zeker niet zijn geliefde vragen om bij hem in te trekken zonder het eerst met zijn dochter te bespreken? “Wat zou je ervan zeggen als Jeanie bij ons kwam wonen?” Ze zeggen dat mannen geen idee hebben hoe ze dat soort dingen subtiel moeten aanpakken, maar dát zou hij toch wel voor elkaar gekregen hebben? En als Abigail erop tegen was, dan zou ze dat toch zeker gezegd hebben? Ze leek me niet op haar mondje gevallen. “Alsjeblieft niet, papa. Dat wordt helemaal niks.” Iets in die trant. En die boodschap zou hij dan doorgegeven hebben aan Jeanie, met zijn excuses, gewoon om ervan af te zijn. “Sorry liefje, maar Abigail heeft nog wat meer tijd nodig.”’

Aandachtig luisterde Emma naar de inspecteur. Ze was er half van overtuigd dat ze inderdaad helderziend was, want hoewel die precieze woorden niet waren gevallen, was dat wel zo’n beetje waar de gesprekken tussen Abigail en haar vader op neer waren gekomen. Maar Vera was alweer een stapje verder. ‘Dat snap ik dus niet. Dat hij zich zo in de nesten kon werken.’

‘Ik geloof niet dat hij veel keus had.’

‘Hoe bedoel je?’

Emma aarzelde. ‘Dit is wat Abigail er zelf over zei. Ik weet niet of het waar is.’ Want Emma wist beter dan wie dan ook dat Abigail verschrikkelijk kon liegen.

Vera knikte haar bemoedigend toe. ‘Zoals ik al zei, dat bepaal ík wel.’

‘Volgens Abigail was het helemaal niet Keiths idee dat Jeanie bij hem introk. Ze had ruzie met haar ouders gehad en was kwaad het huis uit gestormd. En toen stond ze ineens voor de deur met haar rugzak en haar viool. Hij kon haar moeilijk wegsturen.’

‘Nee, daar is hij veel te aardig voor,’ zei Vera. Het was duidelijk dat ze zich al een beeld van Mantel had gevormd en hem niet bepaald mocht.

‘Abigail kwam er pas achter toen ze thuiskwam en Jeanie in de keuken aantrof. Waar ze het eten voor die avond stond klaar te maken.’

Abigail had haar de volgende dag het hele verhaal verteld, op weer zo’n hete, zwoele, benauwde zomerdag. Als er al mistige, regenachtige dagen waren geweest die zomer, dan kon Emma ze zich niet meer herinneren. Hoe dan ook, die middag was Abigail wél meegegaan naar het strand. Ze waren er samen heen gelopen, over het pad door de zanderige akkers. Het grootste deel van de oogst was al binnengehaald, maar in de verte hadden ze nog een hooipakmachine gehoord en hier en daar stond nog wat gerst overeind. De veervormige aren streken langs hun benen. Op de telefoonkabels zaten zwaluwen en in de lucht zwermden insecten rond, zodat Abigail, die voor Emma uit liep op het smalle pad, moest schreeuwen om boven de herrie uit te komen. Ze raakte gewoon niet uitgepraat. Vol ongeloof had ze het verhaal verteld, waarbij ze zichzelf zo vaak had herhaald dat het duidelijk was dat ze ontzettend verontwaardigd was.

‘Ik bedoel, daar staat ze dan, een beetje in de keukenkastjes te rommelen. Eerst de kastjes, dan de vriezer. “Ik dacht dat risotto misschien wel lekker zou zijn. Lijkt je dat wat, Abby?” Ik bedoel, niemand noemt me Abby. Niemand. Zelfs jij niet, en jij bent mijn beste vriendin. En nog heb ik niet door wat er aan de hand is. Ik denk, die gaat gewoon een avondje voor ons koken. En dan ga ik de kamer van mijn pa in, en wat denk je dat ik zie? Haar spullen, uitgepakt en al. Ze is nog geen uur binnen of haar kleren hangen in zijn kleerkast en haar ondergoed ligt in zijn la. Nou, als ze maar niet denkt dat hij dat pikt. Binnen een week staat ze weer op straat. Papa heeft ruimte voor zichzelf nodig. Zelfs ík mag niet zonder toestemming in zijn kamer komen.’

‘Blijkbaar pikte hij het wel,’ zei Vera. ‘Het duurde drie maanden voor hij haar wegstuurde. De vraag is: waarom? Niet waarom hij haar uiteindelijk wegstuurde, maar waarom ze aanvankelijk mocht blijven. Waarom zette hij haar niet meteen buiten de deur?’

‘Hij hield van haar,’ zei Emma. ‘Toch?’

‘Dat betwijf ik,’ zei Vera zelfverzekerd. ‘Nee, liefde had er niks mee te maken. Althans, niet van zijn kant.’

‘Abigail was inderdaad wel verbaasd dat ze niet meteen haar zin kreeg.’ Bij de herinnering aan de frustratie van haar vriendin en de nutteloze pogingen die ze had ondernomen om Jeanie het huis uit te krijgen, kon Emma haar glimlach niet onderdrukken. Ergens had ze het wel terecht gevonden dat Abigail ook eens wat tegenslag te verduren kreeg. In zekere zin had ze op dezelfde manier gereageerd op de ruzies tussen Abigail en Jeanie als op het zien van een enorme pukkel op Abigails neus. Met een mengelmoes van medeleven en leedvermaak.

‘Waarom gaf Keith haar ineens haar zin?’ vroeg Vera met nadruk. ‘Waarom op dat moment? Na drie maanden?’

‘Misschien had hij ineens genoeg van haar gezeur.’

‘Misschien wel, ja.’

‘Waarom vraagt u het niet gewoon aan de rechercheur die destijds het onderzoek leidde? Die heeft waarschijnlijk met zoveel mensen gesproken dat ze zelf haar conclusies heeft kunnen trekken.’

‘Caroline Fletcher werkt niet meer bij de politie,’ zei Vera zakelijk. ‘Net als Danny hier.’ Even zweeg ze. ‘Raar hè, dat de twee agenten die het onderzoek leidden niet lang na de veroordeling van Jeanie Long ontslag namen bij de politie?’

Ze grijnsde naar Dan, om duidelijk te maken dat ze het niet beledigend bedoelde.

 

 

 

 

Onschuld
titlepage.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_000.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_001.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_002.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_003.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_004.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_005.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_006.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_007.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_008.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_009.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_010.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_011.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_012.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_013.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_014.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_015.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_016.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_017.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_018.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_019.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_020.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_021.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_022.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_023.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_024.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_025.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_026.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_027.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_028.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_029.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_030.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_031.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_032.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_033.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_034.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_035.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_036.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_037.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_038.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_039.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_040.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_041.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_042.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_043.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_044.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_045.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_046.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_047.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_048.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_049.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_050.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_051.xhtml